Is het denken van euvele aard?

Is het denken van euvele aard?

30 september 2018 Jos

Ik kreeg in reactie op mijn laatste bericht van een goede vriend de vraag of ik vond dat het denken een euvel is? Ernstig onderzoeker als hij is ten aanzien van de grote levensvragen en ons wondere bestaan gaf hij te kennen deze prangende vraag over onze duale structuur als mens zijn leven lang al bij zich te dragen. Wie beleeft niet het spanningsveld tussen gevoel en verstand, onze natuur en ons denken, tussen ons lichaam en onze geest. In dit opzicht lijkt het wel of wij twee bazen hebben in onszelf en dat deze basis van conflict in onze biologie is ingebouwd. Niet zelden verlamt en pijnigt dit gebrek aan eenheid ons, tot radeloosheid toe. Zonder oorlog waren we als mensdom nooit en het lijden met en tussen elkaar is ons dagelijks brood. De menselijke situatie, onze condition humaine, is in dit opzicht er een van eeuwenlange tranenregen.

Hij herinnerde mij eraan dat het ook een centrale kernvraag is in de filosofie, oeroud en bekend onder de iconische naam ‘the mind-body problem’, ‘het lichaam-geest probleem’. ‘Oh ja natuurlijk, materie en bewustzijn, dit topic staat ongekend hoog in de filosofische agenda, zeker tegenwoordig’, reageerde ik met opgewonden stem en gretig stak ik daarna van wal met een vloed van woorden en herinneringen uit geanimeerde discussies die ik ooit over dit onderwerp had. In vertrouwen mag ik namelijk wel verklappen dat ik ervan hou mijn geest te wentelen in dit soort verbijsterende vragen rondom het mysterie van ons bestaan en ons nietig hier zijn in de onmetelijkheid van het omringend universum. Waartoe en waarom en hoe zitten we toch in elkaar? Niet dat ik er slim over kan zijn en met filosofische scherpte en naar die regels de puzzel uiteen kan leggen, maar de sterren aan het hemels gewelf, de kleurenpracht van de glijdende seizoenen en het veelbelovend komen en weer bruuske heengaan in zoveel vormen hebben zolang ik leef als raadsels in mijn dromen, zoet of bitter, vrij of geketend gefigureerd.  We herinneren ons het magische van de wereld als van sprookjes toen we nog kleine kinderen waren. Hoe intens toch waren de kleuren, hoe sterk getekend die gezichten die we zagen.  Later, toen we zelf een ouder werden, hoe hemels van verrukking en zonder grenzen was de geboorte van ons kind.  Maar we weten ook, openlijk of verborgen in onze geheime kamer, van onze tijdelijkheid en dat aan het eind ‘ieder wordt bezocht’. Hoe herinner ik me als kind die oude mensen gebogen in het alom rouwend zwart, ik wist ‘die duren niet meer lang’. Nu ben ik zelf die fase nagekomen, zonder ook het heengaan bestaat geen mens, ook ik niet. Is er dan alleen maar materie en niets méér? Maar botst dat dan niet met het bestaan van ons bewustzijn en wat is dat dan, bewustzijn? Wat is toch de betekenis van ons hier zijn en waartoe dit alles? Vrij naar Shakespeare werp ik in gezelschap om de horizon van de alledaagse waan te verwijden graag met een kwinkslag in hun midden dat ‘er meer is tussen hemel en aarde als waarvan wij in onze filosofie dromen kunnen’. (*).  Zo hou ik in ere die voor mij zielsverwante schrijver naar mijn hart, maar ook mijn begeesterd zijn met wat veel verder reikt aan betekenis als onze dagelijkse beslommering wil doen geloven.

Mijn goede vriend, een echte zielsverwant, wilde echter na al het vrolijk filosofisch vertogen toch ook een ernstig antwoord. Hij drong er echt op aan en het was hem menens, ik hoorde het aan zijn stem, die heel gevoelig werd. Trillend teder schonk hij mij zijn bede. ‘Is ons denken in het vinden van ons geluk geen zegen maar een doorn, een euvel in de weg?’ ‘Zeg jij dat’, vroeg mijn vriend met drang en nadruk. Ontwijken ging niet meer, aangedaan door zijn eerlijkheid moest ik eerst slikken en ben toen luisterend in mezelf de zieleweg gaan wandelen waar hij om vroeg en hij liep met me mee.

(*) Naar Shakespeare,  Hamlet.

Wordt vervolgd

Reacties zijn gesloten.